"Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott" Cantate Johann Sebastian Bach (BWV 127). Bach componeerde de cantate "Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott" voor zondag 11 februari 1725, in dat jaar de laatste zondag voor het begin van de vastentijd.
Bach componeerde de cantate "Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott" voor zondag 11 februari 1725, in dat jaar de laatste zondag voor het begin van de vastentijd. Tot aan Goede Vrijdag hoorde je in die tijd geen kerkmuziek in deze periode van inkeer en boetedoening. BWV 127 is daarmee de opmaat naar het passieoratorium, de Johannes-Passion en later de Matthäus. Bij specifiek deze zondag in het kerkelijk jaar hoort ook Lucas 18: 31-43 als evangelielezing. Hierin kondigt Jezus zijn gang naar Jeruzalem aan, waar hij zal worden bespot, gemarteld en gedood, zonder dat zijn discipelen daar nog veel van begrijpen. De voorbode dus van wat aanstaande is. Cantate 127 is volgens kenners uniek voor wat betreft vorm en dramatische geladenheid. Bach is grensverleggend in het vierde vers waarin hij het recitatief, het arioso en de aria van de bariton tot één groot geheel samensmelt. En tegen alle compositieregels klinkt de trompet in de kerk in deze tijd van boete en ingetogenheid. Bach had duidelijk ook de behoefte om zijn kerkgangers voor de vastentijd iets extra’s mee te geven. Het werd een zeer rijke en diepgaande cantate die wel met de Actus Tragicus wordt vergeleken. Deskundigen rekenen BWV 127 tot de mooiste en meest betekenisvolle cantates die Bach maakte.