Alina Kiers: “In 1950-1951, in twee jaar tijd dus, werden er in 30 gemeenten in de Provincie Groningen duizend nieuwe arbeiderswoningen gebouwd. Ook in mijn dorp, Ten Post, het dorp waar ik opgroeide, werd een rijtje van zulke huizen gebouwd. In de Johan Rengerstraat.
Het waren de jaren na de oorlog, de jaren vijftig van de vorige eeuw, en er was woningnood. Jonge gezinnen woonden bij de ouders in en ouderen die niet meer voor zichzelf konden zorgen werden bij een van de kinderen in huis ondergebracht.
De jaren vijftig waren de jaren van de wederopbouw en de jaren dat er veel kinderen werden geboren: de babyboom. De sfeer in de Groninger dorpen was optimistisch, maar er hing ook spanning in de lucht als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Want: wie waren er goed en wie waren er fout geweest in de oorlog? En wie hadden er hun voordeel mee gedaan…?
Religie en de verschillende stromingen daarbinnen was een splijtzwam tussen groepen dorpsbewoners. Zelfs tijdens de oorlog had er nog een kerkscheuring plaatsgevonden op grond van een geloofsartikel. Wij hadden in ons dorp met 600 inwoners vijf verschillende kerken, o.a. een vrijgemaakte en een gereformeerd synodale kerk.
Degelijkheid en goed fatsoen waren de norm, er werd voorzichtig geleefd. Iedereen was zuinig want er was gewoon nog weinig van alles. Burgerlijkheid en religie voerden de boventoon. Voor de opvoeding gold rust, reinheid en regelmaat.De taakverdeling in het gezin, de enige geaccepteerde samenlevingsvorm, was onwrikbaar. De man was de kostwinner en de baas, de vrouw verzorgde het huishouden en hield zich bezig met deopvoeding van de kinderen.
Op seksualiteit rustte een groot taboe.De sociale controle was enorm, de kerken zaten nog vol en er werd geleefd naar de regels van kerk en wet. Het individu was ondergeschikt aan de gemeenschap. Persoonlijk leed diende men zelf of in het gezin op te lossen… Men was zeer autoriteitsgevoelig, wat dominee of dokter zei was waar."